M3. Genetische- en celdoping

Categorie M3. Genetische- en celdoping bestaat uit methoden waarbij de erfelijke eigenschappen van mensen worden veranderd. Genetische- en celdoping is het niet-therapeutisch gebruik van cellen, genen, genetische bouwstenen, of het veranderen van de genetische expressie om sportprestaties te verbeteren.

Erfelijke eigenschappen zijn in alle cellen van ons lichaam opgeslagen. In de celkernen van de cellen zitten namelijk chromosomen. Op de chromosomen zitten genen. Elk gen is een stukje DNA waarop een erfelijke eigenschap is vastgelegd. De genen maken dat je ogen blauw, bruin of groen zijn en of je bijvoorbeeld een betere sprinter of duurloper bent.


Erfelijke eigenschappen zitten in het DNA van alle lichaamscellen. 

Wat is de werking? 

Een stukje DNA met codes voor een gewenst gen wordt ingebracht in het lichaam. Dit kan in de pure vorm (alleen DNA) of met behulp van een virus of vetachtige stof (ook wel vector genoemd). Deze vector gaat de celkern binnen en het DNA hecht zich op de gewenste plaats aan de chromosomen. Vanaf dat moment produceert de cel met een nieuw stukje DNA ‘verbeterde’ stoffen die sportprestaties kunnen verbeteren. Gendoping zou onder andere toegepast kunnen worden om de productie van onderstaande stoffen te stimuleren:

  • EPO (erytropoëtine) zorgt voor de aanmaak van rode bloedcellen. Hierdoor kan er meer zuurstoftransport in het lichaam plaats vinden. Waardoor een sporter langer op een hoger niveau kan presteren.
  • VEGF (vasculair endotheel groeifactor) speelt een rol bij de groei van bloedvaten. Een betere doorbloeding van de spieren werkt prestatiebevorderend.
  • PPAR δ (proliferator-activated receptor δ) speelt een rol in de aanmaak van type I (langzame) spiervezels. Door meer type I spiervezels verbeteren de duurinspanningen van de sporter.
  • IGF-1 (insuline-achtige groeifactor 1) bevordert de groei van weefsel. Het kan de spiergroei vergroten en de hersteltijd na inspanningen verkorten.

Wat zijn de gevaren?

Genetische- en celdoping zijn complex en we weten er nog onvoldoende over om de risico’s in te kunnen schatten.